Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen en risicobeheersing

De paragraaf weerstandsvermogen geeft aan hoe robuust (solide) onze begroting is. Dit is van belang wanneer er zich financiële tegenvallers voordoen. Het weerstandsvermogen is de weerstandscapaciteit (de beschikbare financiële middelen om niet begrote kosten te kunnen dekken) minus alle risico’s (waarvoor geen maatregelen zijn getroffen én die een aanzienlijke invloed kunnen hebben op onze financiële positie).

Weerstandscapaciteit

Incidentele en structurele weerstandscapaciteit
Er wordt onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Met incidentele weerstandscapaciteit wordt bedoeld de aanwezige financiële middelen om eenmalige tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat dit invloed heeft op de voortzetting van de gemeentelijke taken op het huidige niveau. Met structurele weerstandscapaciteit worden de aanwezige financiële middelen bedoeld die permanent ingezet kunnen worden om structurele tegenvallers op te vangen zonder dat dit ten koste gaat van de uitvoering van het beleid op het huidige niveau.

1. Incidentele weerstandscapaciteit
Onder de incidentele weerstandscapaciteit vallen:

         a. De vrije algemene reserve (VAR) en het weerstandsdeel algemene reserve (WAR)
         b. De algemene reserve grondbedrijf
         c. De overige vrije reserves (waarvoor nog geen wettelijke verplichtingen zijn aangegaan)

2. Structurele weerstandscapaciteit
Onder de structurele weerstandscapaciteit vallen:

  1. Het budget dat geraamd is voor onvoorziene uitgaven en het begrotingssaldo
  2. De onbenutte belastingcapaciteit, dit is het verschil tussen de norm en de opbrengst

Totaal weerstandscapaciteit Toelichting
Incidentele weerstandscapaciteit (verwachting per 31 december 2023)
- Vrije Algemene Reserve (VAR) 4.774.000
- Weerstandsdeel Algemene Reserve (WAR) 5.653.000
- Algemene Reserve Grondbedrijf 2.246.000
- Overige Vrije Reserves -
Totaal incidentele weerstandscapaciteit 12.673.000 (a)
Structurele weerstandscapaciteit
Onbenutte belastingcapaciteit: opbrengst lasten/norm
- OZB-opbrengst 4.851.000 4.851.000 De raming is inclusief trend 2,3% en areaalaccres
De limitering van OZB-tarieven is per 1 januari 2008 afgeschaft. Wel heeft het kabinet als voorbehoud gemaakt dat de opbrengststijging landelijk beperkt moet blijven. Daartoe is een macronorm ingesteld. Ingaande 2022 is deze afgeschaft. Daarvoor in de plaats is de benchmark woonlasten gekomen. Deze is opgenomen in de Coelo-atlas. We hebben nu de norm gelijkgesteld aan de opbrengst. Om eventuele ruimte te bepalen zullen we eerst gemeentelijk beleid moeten bepalen.
- Rioolheffing kostendekkend tarief 2.148.000 2.148.000
- Afvalstoffen kostendekkend tarief 2.601.000 2.601.000
Totaal 9.600.000 9.600.000
Verschil tussen norm en opbrengst 0
Bij:
Raming onvoorzien 17.000
Begrotingsresultaat 2023 223.000 Structurele begrotingsruimte 2023, zie de uiteenzetting financiële positie in het onderdeel ‘Hoofdlijnen’.
Totaal structurele weerstandscapaciteit 240.000 (b)
Totaal weerstandscapaciteit (incidenteel + structureel) 12.913.000 (a+b)

Toelichting weerstandscapaciteit (verschillen t.o.v. de begroting 2022)
Ten opzichte van begroting 2022 is de incidentele weerstandscapaciteit toegenomen met € 1,8 miljoen door een stijging van de VAR. Deze stijging is met name te danken aan het eenmalige voordelige resultaat uit de bestuursrapportage 2022 en het resultaat van de jaarrekening 2021. De structurele weerstandscapaciteit is gedaald met € 0,14 miljoen. Dit komt door een lager begrotingsresultaat 2023 ten opzichte van 2022.

Beleid weerstandscapaciteit en risico’s 
In de raadsvergadering van 17 december 2014 is de ‘nota Weerstandsvermogen en Risicobeheersing Gemeente Aa en Hunze 2014’ vastgesteld. In deze nota is te lezen hoe de berekening van de risico’s tot stand komt. Het risicobedrag wordt bepaald door het ingeschatte bedrag van het risico te vermenigvuldigen met de ingeschatte kans dat een risico zich voordoet. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe nota weerstandsvermogen en risicobeheersing. De raadsbehandeling hiervan staat gepland in het eerste kwartaal van 2023.

Weerstandsvermogen
De berekening van de weerstandscapaciteit vindt plaats in de voorgaande tabel. Het incidentele en het structurele weerstandsvermogen wordt bepaald door het totaal bedrag van de geïnventariseerde incidentele en structurele risico`s af te trekken van de incidentele en structurele weerstandscapaciteit (weerstandscapaciteit -/- risicobedragen = weerstandsvermogen). Daarna wordt het totale weerstandsvermogen bepaald door de incidentele en structurele weerstandscapaciteit bij elkaar op te tellen. Dit gebeurt in de tabel hieronder.

Het weerstandsvermogen is voldoende als de geschatte financiële tegenvallers kleiner zijn dan het saldo van de weerstandscapaciteit. Deze uitkomst is in een cijfer uitgedrukt en dit cijfer is  geen ‘hard’ gegeven, omdat de bedragen gebaseerd zijn op diverse schattingen.

In onderstaand overzicht is het weerstandsvermogen voor 2023 berekend. De risico’s en kansen zijn voor de begroting 2023 geschat. De inschatting leidt tot een positief weerstandsvermogen van €11,6 miljoen in 2023.

Risicomatrix
Incidenteel Structureel Bedrag Kans Risicobedrag
(Bedragen x € 1.000) x 1.000
Risico's
1 Uitgaven Sociaal domein x 1.000 25% 250
2 Verbonden partijen structureel x 50 15% 8
3 Verbonden partijen incidenteel x 150 25% 38
4 Algemene Uitkering Gemeentefonds x 1.000 40% 400
5 Planschade x 50 40% 20
6 Grondexploitatie x 1.000
7 Bodemsaneringskosten x 100 50% 50
8 Asbestsaneringen x 250 60% 150
9 Juridische risico's x 150 80% 120
10 Leges heffing irt omgevingswet x 150 50% 75
Totaal 2.110
Totaal incidenteel 1.378
Totaal structureel 733

 

 

 

Berekening weerstandsvermogen
(Bedragen x € 1.000) x 1.000
Incidentele weerstandscapaciteit 12.673
Incidenteel risicobedrag 1.378
Incidenteel weerstandvermogen 11.296
Structurele weerstandcapaciteit 240
Structureel risicobedrag 733
Structureel weerstandvermogen -493
Totaal 10.803

Toelichting risico’s

1.    Uitgaven sociaal domein
De decentralisaties, die met ingang van 2015 hun beslag hebben gekregen, hebben grote bestuurlijke, financiële en organisatorische gevolgen. Financieel uitgangspunt hierbij is de uitvoering van de desbetreffende taken binnen de daarvoor beschikbare budgetten. We ontvangen extra rijksmiddelen voor met name de jeugdzorg. Deze zijn structureel in de begroting verwerkt. De onzekerheid over de ontwikkeling van de beschikbare structurele budgetten is hiermee niet (geheel) weggenomen.  Daarbij houden we ook nog zorgen ten aanzien over de overgang van de functie Beschermd Wonen naar de gemeente en de stijgende kosten in de WMO door de toenemende vergrijzing. De inschatting dat het risico zich daadwerkelijk voor doet is 25%. Het verwachte bedrag is € 1,0 mln.

2/3.  Verbonden partijen
Naast voordelen die samenwerkingsverbanden opleveren, zijn er ook risico’s aan verbonden. Door afvaardigingen in het algemeen en / of dagelijks bestuur kunnen financiële risico’s worden beheerst. Het risicoprofiel van gemeenschappelijke regelingen is over het algemeen laag (kans 15%). Veelal is er een redelijk voorspelbare stijging van de jaarlijkse exploitatielasten voor zover het de bedrijfsvoeringslasten betreft. De ontwikkeling van de programmakosten binnen de verbonden partijen is afhankelijk van de inhoudelijke beleidsontwikkeling bij het Rijk en de deelnemende gemeenten. Omdat het risicoprofiel van gemeenschappelijke regelingen in zijn totaal laag wordt ingeschat, is er geen risico inschatting per afzonderlijke verbonden partij.
Het bezit van aandelen van privaatrechtelijke ondernemingen heeft in het algemeen een positief effect. De economische waarde kan namelijk hoger liggen dan de balanswaarde. Wel dient voorzichtigheid te worden betracht bij het structureel ramen van dividenduitkeringen, omdat achterblijvende uitkeringen kunnen leiden tot een structureel budgettair probleem.

4.    Algemene Uitkering Gemeentefonds
De economische ontwikkeling, de ontwikkeling van de rijksuitgaven en ontwikkelingen rondom de systematiek voor het bepalen van de algemene uitkering uit het gemeentefonds, maken het bepalen van de raming van deze inkomsten in onze begroting steeds weer complexer. Hierdoor neemt onzekerheid toe, met name voor de toekomstige ramingen. Daarom is dit onderwerp opgenomen als potentieel structureel risico. Vanwege de huidige wereldwijde crisissen worden de hier bovengenoemde factoren versterkt. Dit wordt bijvoorbeeld zichtbaar in de torenhoge inflatie / prijsstijgingen.
Ook leert een terugblik op de afgelopen jaren dat gemeenten gedurende een lopend begrotingsjaar steeds inkomstenschommelingen hebben gehad als gevolg van de onderbesteding bij het Rijk. Hierdoor worden gemeenten na het opstellen van hun begroting vaak geconfronteerd met negatieve bijstellingen / taakstellingen.

5.    Planschade
In procedures met betrekking tot het wijzigen van bestemmingsplannen kan voor individuele burgers planschade ontstaan. In een aantal gevallen kunnen de hieruit voortvloeiende kosten worden opgenomen in de exploitatie van het desbetreffende plan. Daar waar mogelijk wordt de planschade afgewenteld op de initiatiefnemer. Het resterende geschatte risico is hier opgenomen.

6.    Grondexploitatie
Een beleidsmatig risico binnen een gemeente is de grondexploitatie. In Aa en Hunze zijn er twee exploitaties die belangrijke invloed hebben op de totale grondexploitatie. Dit zijn het woningbouwplan Nooitgedacht in Rolde en het bedrijventerrein Bloemakkers in Gieten. Zie verder de paragraaf Grondbeleid voor de inhoudelijke toelichting. In de nota Grondbeleid is de minimale omvang van het weerstandsvermogen vastgesteld. Jaarlijks worden de risico's per exploitatie berekend. De minimaal gewenste omvang van de reserve grondexploitatie is gelijk aan het totaal van de geïnventariseerde risico's, waarbij het minimum is vastgesteld op € 1 miljoen.

7.    Bodemsaneringskosten
De aansprakelijkheid op het gebied van milieu neemt voortdurend toe. De gemeenten vormen hierbij geen uitzondering. Gemeenten lopen als rechtmatige eigenaar van gronden het risico dat vervuilde grond geschoond moet worden. Eventuele noodzakelijke maatregelen op het terrein van de bodemsanering, die voor rekening van de gemeente kunnen komen, zijn momenteel vooralsnog niet in te schatten en daarom als risico benoemd in deze paragraaf.

8.    Asbestsaneringen
In toenemende mate wordt de gemeente geconfronteerd met illegale dumping van asbest via de vuilinzameling en asbestvervuiling als gevolg van brand. In het belang van de volksgezondheid is acute verwijdering van de vervuiling noodzakelijk. Verhaal van de kosten op de veroorzaker blijkt vaak onmogelijk en is daarom opgenomen als risico.                                                                                                                                                   

9.    Juridische risico’s
Jaarlijks worden enige procedures door of tegen de gemeente gevoerd. Er is een tendens waar te nemen van een toenemend aantal aansprakelijkheidstellingen. Gemeenten worden geconfronteerd met schadeclaims van burgers als gevolg van genomen besluiten en vermeende nalatigheid door de overheid. Zo kunnen de gemeenten aansprakelijk gesteld worden door de burger voor schade als gevolg van slecht onderhoud van de wegen, openbaar groen en voor planschades (al specifiek benoemd als risico). Voor een deel zijn de risico’s die de gemeente lopen gedekt door afgesloten verzekeringen, waarbij de gemeente bij de WA-verzekering een eigen risico heeft van € 2.500 per schadegeval.

10.  Omgevingswet
Op 1 januari 2023 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. De nieuwe wet heeft (grote) invloed op de legesinkomsten met betrekking tot bouw en milieu. Voor bouw komen er steeds meer vrijstellingen terwijl op milieugebied weer leges mogen worden geheven. Hoe dit voor de individuele gemeenten uitpakt is nog onduidelijk. Wel duidelijk is dat gemeenten hier financiële risico's lopen. Daarom is hiervoor ook een risico opgenomen.

Financiële kengetallen
In de raadsvergadering van 17 december 2014 is de ‘Nota Weerstandsvermogen en Risicobeheersing Gemeente Aa en Hunze 2014’ vastgesteld. Daarin is voorgesteld dat de houdbaarheidstest gemeentefinanciën van de VNG jaarlijks zal worden uitgevoerd en opgenomen, als aanvullende beoordeling van het weerstandsvermogen in deze paragraaf van de begroting. Dit besluit is ingehaald door een wijziging van het BBV. Daarin is bepaald dat in deze paragraaf verplicht onderstaande financiële kengetallen moeten worden opgenomen.

Het gaat om de volgende kengetallen:

  • Netto schuldquote
  • Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
  • Solvabiliteitsratio
  • Structurele exploitatieruimte
  • Grondexploitatie
  • Belastingcapaciteit

 

Begroting 2023

Verloop van de kengetallen

 

Kengetallen:

Rekening 2021

Begroting 2022

Begroting 2023

Begroting 2024

Begroting 2025

Begroting 2026

Netto schuldquote

15 %

39 %

 37%

42%

36%

34%

Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

12 %

39 %

 36%

41 %

 36%

33%

Solvabiliteitsratio

46 %

37 %

 36%

  33%

 35%

36%

Structurele exploitatieruimte

-3 %

1 %

 0%

 0%

 1%

-1%

Grondexploitatie

5 %

6 %

3 %

  1%

 0%

0%

Belastingcapaciteit %

86%

84%

 77%

77 % 77 % 77%

 

Beoordeling kengetallen
Met ingang van begroting 2016 worden bovenstaande kengetallen opgenomen om inzicht te geven in de ontwikkeling van de financiële positie van onze gemeente. Vanaf begrotingsjaar 2017 zijn wij verplicht vanuit het BBV om de kengetallen meerjarig op te nemen. De provincie Drenthe heeft in haar toezichtbrief van 18 december 2015 een categorie-indeling voor de kengetallen gemaakt. We gebruiken deze categorie-indeling voor de beoordeling van onze kengetallen. De intentie is om vanaf begrotingsjaar 2024 een eigen beoordelingskader gereed te hebben. Er zijn drie categorieën in de indeling van de provincie. Op basis van deze categorie-indeling vallen twee kengetallen voor begrotingsjaar 2023 in de middelste categorie en de overige vier in de gunstigste categorie. Zie verder de toelichting hieronder.  De structurele exploitatieruimte zakt in de begrotingsjaar 2026 naar de minst gunstige categorie. Doordat in dat jaar de begroting  niet sluitend is. Daarnaast is er een opvallende ontwikkeling bij de belastingcapaciteit. Dit kengetal valt voor alle jaren in de meest gunstigste categorie en verbetert vanaf begrotingsjaar 2023 substantieel: de woonlasten in onze gemeente zijn relatief laag ten opzichte van het landelijke gemiddelde. 

Netto schuldquote
De netto schuldquote geeft inzicht in de omvang van de netto schuldenlast ten opzichte van jaarlijkse baten. In de VNG-handreiking “Houdbare Gemeentefinanciën” is aangegeven dat wanneer de schuld lager is dan het begrotingstotaal (<100%) dit als voldoende kan worden bestempeld en boven de 130% als onvoldoende. Door het relatief lage bedrag aan langlopende leningen is onze netto schuldquote fors lager (en dus positiever) dan de gestelde ‘norm’ van < 100%.
De netto schuldquote wordt als volgt berekend:
Netto schuld = (onderhandse leningen + overige vaste schulden + kortlopende schuld + overlopende passiva) -/- (langlopende uitzettingen + kortlopende vorderingen + liquide middelen + overlopende activa)
Netto schuldquote = netto schuld / totale baten (vóór bestemming)
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen = (netto schuld -/- verstrekte leningen) / totale baten (vóór bestemming)

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio wordt berekend als het percentage van het totale eigen vermogen te delen door het balanstotaal. De solvabiliteitsratio geeft de mate aan waarmee het bezit gefinancierd is met eigen vermogen. In de VNG-handreiking is aangegeven dat wanneer een solvabiliteitsratio hoger is dan 30% dit als voldoende kan worden bestempeld en lager dan 20% als onvoldoende. De solvabiliteitsratio van onze gemeente o.b.v. deze handreiking is voldoende te noemen. Op basis van de categorie-indeling van de provincie Drenthe vallen wij vanaf begrotingsjaar 2020 met de solvabiliteitsratio in de middelste categorie.
Solvabiliteitsratio = eigen vermogen / totaal vermogen.

Structurele exploitatieruimte
De structurele exploitatieruimte wordt berekend als het percentage van het verschil tussen structurele baten en lasten  te delen door het totaal van de baten (exclusief mutaties reserves). De maatstaf geeft aan hoeveel  structurele vrije ruimte aanwezig is in de begroting. Voor 2022 is de structurele exploitatieruimte 1.  Voor  2023  en 2024 is  de structurele exploitatieruimte en weerstandscapaciteit verdwenen. Voor de jaren 2025 en 2026 is de ruimte gedaald naar -1.
Structurele exploitatieruimte = (structurele baten -/- structurele lasten) / totale baten (vóór bestemming)

Grondexploitaties
De ratio grondexploitatie wordt berekend als het percentage van de boekwaarde van de niet in exploitatie genomen gronden (NIEG) en bouwgronden in exploitatie (BIE) te delen door het totaal van de baten (vóór bestemming). Er is geen VNG norm voor de hoogte van deze ratio. Hoe lager de ratio hoe lager het risico voor de gemeente (hoe groter de grondposities, hoe navenant groter het risico).  Voor onze gemeente geldt meerjarig een lage ratio dus een laag risico.
Ratio grondexploitaties = boekwaarde van in- en nog niet in exploitatie genomen gronden / totale baten (vóór bestemming)

Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit wordt berekend als het percentage  woonlasten voor een gezin voor de OZB, riool- en afvalstoffenheffing bij een gemiddelde WOZ-waarde gedeeld door het landelijk gemiddelde. We zitten vanaf begrotingsjaar 2023 ruim onder het landelijke gemiddelde. 
Belastingcapaciteit = (landelijk gemiddelde woonlasten -/- gemeentelijk gemiddelde woonlasten) / gemeentelijk gemiddelde woonlasten