Financiële ontwikkelingen

Financiële ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Financiële ontwikkelingen

De belangrijkste inkomsten van onze gemeenten zijn de middelen die we van het Rijk ontvangen: de uitkering uit het gemeentefonds. Ontwikkelingen binnen het gemeentefonds kunnen een grote impact hebben op de gemeentebegroting. Dat geldt ook voor de ontwikkelingen binnen het sociaal domein.

Gemeentefonds

De herziening van het totale gemeentefonds is een jaar uitgesteld, naar 2022. Het doel van de herziening van de Financiële VerhoudingsWet is om te komen tot een volledige en integrale herijking van het gemeentefonds. De herijking van het gemeentefonds is van grote betekenis voor de gemeentelijke financiën. In de nieuwe verdeling verdwijnt een aantal van de huidige maatstaven compleet. De betekenis van verdwijnende maatstaven kan voor individuele gemeenten substantieel zijn.

Vanuit de P10-gemeenten is er een initiatief genomen om een gezamenlijk standpunt te formuleren over de eerste onderzoeksuitkomsten van de herziening. Dit standpunt zal worden ingebracht bij het ministerie van BZK en de VNG. De reden om een gezamenlijk standpunt te formuleren is dat uit deze onderzoeksresultaten een verschuiving van geld van klein naar groot, van oost naar west en van het platteland naar de steden te zien is.

De herverdeling van het gemeentefonds biedt geen oplossing voor de structurele onevenwichtigheid in de bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen het Rijk en de gemeenten. Het is ook niet de oplossing voor de bekostiging van grote gezamenlijke opgaven zoals bijvoorbeeld op het terrein van klimaat en energie en de toekomst van het sociaal domein. De omvang van het gemeentefonds blijft immers hetzelfde.

Sociaal domein

De financiën van het sociaal domein staan sterk onder druk. De rijksmiddelen zijn niet toereikend voor de toenemende kosten. We zien de afgelopen jaren een stijgende lijn ten aanzien van de kosten waarbij de rijksmiddelen onvoldoende meestijgen. De verwachting is dat ook 2020 in de rode cijfers eindigt. Een voorzichtige inschatting bij gelijkblijvende omstandigheden geeft wel een afvlakking van de stijgende lijn te zien. Om meer inzicht in, en grip te krijgen op, de ontwikkelingen in het sociaal domein werken we aan een monitor sociaal domein. Er gebeurt echter nog van alles binnen het sociaal domein. Zo zijn we bezig met een nieuwe aanbesteding van de zorg waarbij we de perverse prikkels voor de aanbieders eruit proberen te halen zodat de kosten dalen. Tegelijkertijd zien we de tarieven stijgen, zoals bijvoorbeeld bij de GI's (Gecertificeerde Instellingen). Daarnaast wordt actief ingezet op doorverwijzing naar het voorliggend veld en worden daarbinnen nieuwe mogelijkheden gezocht en ontwikkeld (de zogenaamde transformatie, waarbij een verschuiving van duurdere naar goedkopere zorg het doel is). Vanuit de externe ontwikkelingen zien we de herverdeling van het gemeentefonds op ons afkomen waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn en hebben we te maken met de (financiële) gevolgen van de invoering van het abonnementstarief door de rijksoverheid.

Financiële uitgangspunten

We hebben een aantal financiële uitgangspunten vastgesteld bij de begroting 2020. Er komt nog een bespreking met de raad over welke financiële gemeente we willen zijn. Dit zal gevolgen hebben voor de financiële uitgangspunten die gaan gelden voor de begroting 2021.

Meerjarenbegroting 2020 - 2023

De begroting 2020 is op 7 november 2019 door de gemeenteraad vastgesteld. De begroting is in evenwicht.

Op dit moment zijn de volgende onderwerpen van invloed op de meerjarenbegroting:

1. Bomenonderhoud

In de begroting 2020 zijn incidentele middelen opgenomen voor het bomenonderhoud. Het gaat om een budget van € 800.000 verdeeld over de jaren 2020 t/m 2023. Daarbij is aangegeven dat: om de individueel te beheren bomen van de gemeente op deugdelijke wijze te onderhouden is, naast de inzet van de eigen organisatie, de inzet van een aannemer noodzakelijk is. Om dit te bekostigen is een verruiming van het huidige beschikbare budget noodzakelijk.

Om het evenwicht in de begroting te handhaven, dient voor het begrotingsjaar 2021 een keuze gemaakt te worden tussen structurele dekking vinden voor het bomenonderhoud en/of het ambitieniveau bij stellen.

2. Voorziening wegenonderhoud

In de begroting 2020 is aangegeven dat de storting in de voorziening wegenonderhoud niet toereikend is om het vastgestelde basis onderhoudsniveau te handhaven. Bij het opstellen van de begroting 2021 zal voor het wegenonderhoud in de periode 2021-2025 een extra structureel bedrag nodig zijn om het onderhoudsniveau op peil te houden. Dit bedrag wordt geschat op € 120.000. Vier jaar geleden hebben we voor eenzelfde bedrag structureel bezuinigd op het wegenonderhoud. Op dat moment waren de staat van het onderhoud en de marktomstandigheden zo gunstig dat dat kon. De huidige ontwikkelingen maken het noodzakelijk het budget te verhogen, bijvoorbeeld als gevolg van droogteschades. Dit bedrag is minimaal noodzakelijk om te voor komen dat we de komende jaren met een exponentiële groei van de onderhoudskosten te maken krijgen.

3. Structureel effect voortgangsrapportage 2019

Alle bijstellingen die zijn opgenomen in de voortgangsrapportage 2019 zijn incidenteel. In deze bijstellingen zitten onderwerpen met een mogelijk structureel karakter waardoor een negatief effect op het begrotingssaldo 2020 e.v. kan ontstaan. Het gaat bijvoorbeeld om de kosten van externe inhuur van personeel voor de zwembaden. De kosten zijn met ingang van 2018 fors gestegen als gevolg van de verruiming van de openingstijden, de aanscherping van het toezichtplan en de CAO voor onregelmatigheidstoeslag.

4. Prognose financiële positie 2019

In 2019 hebben we twee tussentijdse rapportages gehad. De voortgangsnota is 4 juli door de raad vastgesteld en de voortgangsrapportage 12 december 2019.

Het totaal van de bijstellingen van de budgetten uit deze twee voortgangsrapportages heeft een negatief effect op het begrotingssaldo van € 310.000. Het negatieve effect bedraagt € 1,9 miljoen (structureel en incidenteel). Dit effect is exclusief een verwacht nadeel van €1.500.000 binnen het sociaal domein. Bijstellingen zijn bijvoorbeeld het gevolg van collegebesluiten en autonome ontwikkelingen.

Geplande werkzaamheden voor een totaalbedrag van € 2.632.500 zijn in 2019 niet gestart of afgerond. Dit bedrag is doorgeschoven naar 2020, zodat de (verdere) uitvoering kan plaatsvinden. Het doorschuiven van de werkzaamheden wordt veroorzaakt een combinatie van factoren: een hoog ambitieniveau, langere doorlooptijden en knelpunten in de personele bezetting.

De verwachting is dat het incidentele tekort binnen het sociaal domein voor 2019 op kan lopen richting € 1,5 miljoen. Op basis van de uitkomsten bij de jaarrekeningen van afgelopen jaren wordt er geen structureel effect verwacht vanuit de jaarrekening 2019 op onze financiële positie.  Hiermee blijft het structurele saldo, zoals hierboven weergegeven actueel.

5. Effect decembercirculaire 2019

In de decembercirculaire zijn middelen beschikbaar gesteld voor de uitwerking van het Klimaatakkoord. Het gaat om incidentele bedragen voor een transitievisie warmte (€ 202.000), een transitievisie wijkaanpak (€ 10.000) en een transitievisie energieloketten (€ 25.000). Deze middelen zullen via de jaarrekening 2019 worden overgeheveld naar begrotingsjaar 2020, zodat deze beschikbaar zijn voor de uitvoering.

6. Inflatieverwachting

In de meerjarenbegroting houden we bij het onderdeel prijsontwikkeling rekening met de verwachte inflatie. Een hogere loon/prijs-mutatie betekent extra lasten bij de uitgaven en extra baten bij de inkomsten. Het totale effect voor de begroting is negatief (meer lastenverhoging dan batenverhoging), waardoor de budgettaire ruimte wordt verkleind. Een lagere inflatie heeft een tegengesteld effect.

In de begroting 2020 is de totale prijscompensatie met € 260.000 verlaagd en ingezet voor de bekostiging van de hogere salarislasten.

In de meerjarenbegroting is gerekend met de volgende percentages:

2021: 2,40%
2022: 2,40%
2023: 2,40%

En uitzondering is de trendmatige verhoging van de OZB, deze bedraagt 1,5% voor 2020 t/m 2022.

Conclusie

De algemene financiële ontwikkelingen en de meer specifieke ontwikkelingen voor de meerjarenbegroting bevestigen het beeld dat is aangegeven in de begroting 2020 dat onze structurele financiële positie onder druk staat.

Autonome ontwikkelingen die op ons afkomen zijn bijvoorbeeld de toekomstige CAO’s voor eigen personeel, gemeenschappelijke regelingen en grote instellingen. Ook de ontwikkelingen op de energiemarkt kunnen leiden tot stijging van kosten boven het inflatieniveau.

Zoals aangegeven zijn we bezig met het bepalen wat voor financiële gemeente we willen zijn. Hiervoor is inmiddels een informerende bijeenkomst en een raadsvergadering gepland. Daarnaast zijn voor 2020 de volgende onderwerpen gepland rondom de financiële P&C-cyclus:

 

Onderwerp

Activiteit

Datum

Wat voor financiële gemeente willen we zijn?

Informerende bijeenkomst

 16 april 2020

Wat voor financiële gemeente willen we zijn?

Raadsvergadering (opinievorming en vaststelling)

  23 juni 2020

Financiële bijstellingen 2020

Raadsvergadering (opinievorming)

  23 juni 2020

Jaarrekening 2019

Raadsvergadering (vaststelling)

  23 juni 2020

 

Vertaling meicirculaire

Raadsvergadering (opinievorming en vaststelling)

  1 juli 2020

Financiële bijstellingen

 

Raadsvergadering (vaststelling)

  1 juli 2020

Begroting 2021

Technisch beraad

 29 oktober 2020

 

Begroting 2021

Raadsvergadering (vaststelling)

  5 november 2020

 

Financieel bijstellingsmoment over 2020

Technisch beraad

 3 december 2020

 

Financieel bijstellingsmoment over 2020

 Raadsvergadering (vaststelling)

 17 december 2020