Financiële Kadernota

Ontwikkelingen en financiële uitgangspunten

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen en financiële uitgangspunten

De gemeente Aa en Hunze is financieel gezond en dat willen we graag zo houden. We hebben echter niet alles zelf in de hand. We hebben te maken met autonome ontwikkelingen zoals de budgetontwikkeling vanuit het Rijk , de herverdeling van het gemeentefonds en de uitwerking van het Regeerakkoord Rutte IV.  Daarnaast hebben we als college en raad ook nog ambities en beleidsvoornemens die financieel vertaald moeten worden. We hebben te maken met feiten, inschattingen, onzekerheden en risico’s. De financiële uitwerking van de invoering van de Omgevingswet is daar één van.
Om een en ander in goede banen te leiden hebben we kaders nodig waarbinnen we kunnen en moeten handelen. Deze zijn nodig om uitvoering kunnen te geven aan de opgaven die uit deze sturingsmonitor volgen.
Welke kaders zijn daar voor inmiddels vastgesteld en wat hebben we nog meer nodig?

Huidige financiële uitgangspunten

Terug naar navigatie - Huidige financiële uitgangspunten

Bij het vaststellen van de begroting 2022 zijn de financiële uitgangspunten opnieuw vastgesteld. Deze zijn hieronder benoemd. De uitgangspunten kennen zoveel mogelijk een bestendig karakter. De bestuurlijk toezichthouder toetst dit ook.

 We streven naar een structureel sluitende begroting voor 2022 dan wel een structureel sluitende meerjarenbegroting 2023- 2025. Hierbij worden structurele lasten structureel geraamd.

Financiële uitgangspunten:

  1. We baseren de begroting op de laatst gepubliceerde meicirculaire en zorgen voor een realistische raming van de algemene uitkering waarbij structurele ruimte wordt gecreëerd voor het opvangen van onverwachte gebeurtenissen. Het weerstandsvermogen moet voldoende zijn om de onzekerheden en risico’s op te vangen.
  2. Het Weerstandsdeel Algemene Reserve (WAR) behoudt een ondergrens van € 5,7 mln. De Vrije Algemene Reserve (VAR) behoudt een ondergrens van € 3,0 mln.
  3. We willen Rijksregelingen uitvoeren met rijksmiddelen, zonder ‘plus’: de decentralisaties in het Sociaal Domein (Begeleiding (AWBZ/Wmo), Jeugdzorg en Participatiewet) worden budgettair neutraal in de begroting verwerkt. De basis van de toerekening vanuit de Algemene Uitkering naar de decentralisatie-taken blijft daarbij in stand en er vindt geen ontschotting plaats tussen de verschillende taken.
  4. Tijdens het proces van het opstellen van de begroting komen we tot een integrale afweging of een aanvullende bezuinigingstaakstelling noodzakelijk is.
  5. De (eventuele) taakstellende bezuinigingen in het eerstvolgende begrotingsjaar worden concreet ingevuld.
  6. Bij het niet (kunnen) realiseren van een bezuinigingstaakstelling op een taakveld binnen een pijler dient bij voorkeur primair binnen dezelfde pijler een alternatief te worden gevonden. Indien dit niet mogelijk is, dan dient een alternatief te worden gevonden door integrale afweging binnen alle pijlers (procesafspraak).
  7. Bij het opvoeren van nieuw beleid / nieuwe wensen dient dekking te worden aangegeven voor hetzelfde begrotingsjaar. Of aangegeven dient te worden welk oud beleid plaats maakt voor het nieuwe.
  8. De toevoegingen in de algemene uitkering uit het gemeentefonds die we van de rijksoverheid ontvangen voor specifieke beleidsvelden/intensiveringen (de zgn. taakmutaties) worden in principe niet omgezet in ‘stelposten’ voor de bedoelde beleidsterreinen/intensiveringen.
  9. Inkomstenontwikkeling: er wordt uitgegaan van een verhoging van de tarieven (niet zijnde belastingen) met het geldende prijsindexcijfer voor overheidsconsumptie, netto materieel (trendmatige verhoging) uit de meest recente circulaire. Uitzonderingen hierop zijn de tariefsverhogingen die onderdeel zijn van het bezuinigingstraject. Voor de kostenontwikkeling wordt uitgegaan van datzelfde prijsindexcijfer met uitzondering van de loonontwikkeling. Daarvoor wordt het prijsindexcijfer voor overheidsconsumptie, beloning werknemers gebruikt zoals dat bekend is op het moment van opstellen van de (werk)begroting.
  10. De onroerende zaakbelastingen, de forensenbelasting, de toeristenbelasting, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing volgen niet de systematiek onder punt 10 genoemd, waarbij voor rioolrecht en afvalstoffenheffing een kostendekkend tarief wordt gehanteerd en het college voor de belastingen een afzonderlijk voorstel doet.

Prijsontwikkeling
Voor de berekening van de prijsontwikkeling gaan we in de trendmatige ontwikkelingen uit van 2 indexcijfers. Voor het bepalen van deze indexcijfers gaan we uit van de meest recente meicirculaire. Voor salarissen hanteren we de index van loonvoet sector overheid. Naar verwachting is dit voldoende om de  CAO gemeenten te kunnen volgen. Bij substantiële afwijkingen komen we met een voorstel tot bijstelling.  Voor de overige onderdelen geldt de prijsindex overheidsconsumptie (netto materieel). Opgemerkt wordt dat voor de inkomensoverdrachten naar instellingen, waarvan de loonkosten de grootste kostenpost is, deze ook worden geschaard onder de index van loonvoet sector overheid.
Voor de meerjarige reeks met percentages van de verschillende indexen wordt u verwezen naar de begroting 2022. Ten behoeve  van de invulling van de taakstelling uit het collegeprogramma is de OZB in  2022 met 1,5% geïndexeerd. Voor de jaren daarna, 2023 t/m 2025, is gerekend  met een index van 2%.

Nieuwe kaders
Zijn er nog extra kaders nodig om te bepalen of onze gemeente voldoende weerbaar en wendbaar is om financiële risico’s en onzekerheden het hoofd te kunnen bieden? Het sec sluitend zijn van de begroting en meerjarenraming is niet voldoende om tot de conclusie te komen dat we ‘er goed voor staan’. Hiervoor is meer nodig. We moeten een redelijke inschatting kunnen maken of we voldoende financiële middelen hebben om de bij ons bekende risico’s en onzekerheden af te dekken. De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing is hiervoor de aangewezen plek. In deze paragraaf zijn ook de financiële kengetallen opgenomen. Deze kengetallen zijn vanaf 2016 (begrotingsjaar 2017) in de begroting opgenomen met de bedoeling inzicht te geven in de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeente. We willen (op termijn) meer inzetten op het gebruik van kengetallen als sturingsmiddel voor onze financiële positie. De paragraaf risicobeheersing en weerstandsvermogen en de bijbehorende notitie moeten hier dan op worden aangepast. Inmiddels is een start gemaakt met het actualiseren van de notitie risicobeheersing en weerstandsvermogen. 

Onzekerheden/Risico’s
Een aantal onzekerheden en risico’s is bekend.

  • Te denken valt aan de herverdeling van het gemeentefonds en de uitgaven van het sociaal domein.  De berichtgeving over de herverdeling van het gemeentefonds is niet direct bestendig te noemen. De uitkomsten variëren  van heel negatief tot licht positief.  De meicirculaire 2022 moet hierin uitsluitsel geven maar we verwachten hiervan zeker geen extra middelen. Ten aanzien  van het sociaal domein verwachten we wel extra (incidentele) middelen van Rijk en proberen we door verschillende maatregelen de kosten terug te dringen. 
  • De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing kwantificeert een aantal risico's die worden afgedekt door de weerstandscapaciteit in de begroting.
  • De lange termijn effecten van de Coronacrisis zijn echter een onzekerheid waarmee nog geen rekening is gehouden in onze meerjarenraming. In de aanloop naar het opstellen van de begroting 2023 en de bijbehorende meerjarenraming is het zaak hier ons een beeld van te vormen en de effecten hiervan evoor zover mogelijk een plek te geven in de bij de begroting 2023 behorende paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing.
  • De structurele financiële gevolgen van de invoering van de nieuwe Omgevingswet moeten in 2022 worden  bepaald en opgenomen in de begroting 2023.  De invoeringsdatum van de omgevingswet is wederom uitgesteld, van 1 juli 2022 naar 1 oktober 2022 of 1 januari 2023.  

Conclusie
Ondanks de hiervoor genoemde risico's en onzekerheden is er op dit moment geen aanleiding tot het nemen van extra financiële maatregelen.  De uitkomsten van de herverdeling van het gemeentefonds kunnen hier echter verandering in brengen.  Eventuele financiële maatregelen zullen dan hun beslag krijgen bij de behandeling van de begroting 2023 en de meerjarenbegroting 2024 - 2026.

Daarnaast is er volgens ons geen aanleiding om de financiële uitgangspunten aan te passen. Voorlopig stellen we voor om bovengenoemde uitgangspunten te blijven hanteren bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2023-2026 tenzij de gemeenteraadsverkiezingen en het daaruit voorvloeiende collegeprogramma tot andere inzichten leiden.

Voorstellen begroting 2020

Terug naar navigatie - Voorstellen begroting 2020

Aan uw raad wordt voorgesteld:

  1. het jaarverslag 2021 vast te stellen;
  2.  in te stemmen met de in de Vooruitblik 2023 benoemde resultaten en activiteiten;
  3. de financiële kadernota vast te stellen.

8 maart 2022

College van burgemeester en wethouders gemeente Aa en Hunze

 Anno Wietze Hiemstra (burgemeester), Henk Heijerman , Bas Luinge, Co Lambert (wethouders),  Rutgher Schoonderbeek (gemeentesecretaris/ algemeen directeur).

 

de secretaris,                                                   de burgemeester, 

                                 

dhr. R.L.H. Schoonderbeek                      dhr. A.W. Hiemstra

Vaststelling begroting 2020

Terug naar navigatie - Vaststelling begroting 2020

De raad der gemeente Aa en Hunze;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze;

besluit

  1. het jaarverslag 2021 vast te stellen;
  2. kennis te nemen van de in de Vooruitblik 2023 benoemde resultaten en activiteiten;
  3.  de financiële kadernota vast te stellen.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Aa en Hunze, gehouden op 2 juni 2022.

 

de griffier,                                                                  de voorzitter,

                               

mevrouw mr. E.P. van Corbach                     de heer A.W. Hiemstra