Financiële Kadernota

Ontwikkelingen en financiële uitgangspunten

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen en financiële uitgangspunten

De gemeente Aa en Hunze is financieel gezond en dat willen we graag zo houden. Wij hebben echter niet alles zelf in de hand. Wij hebben te maken met autonome ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de budgetontwikkeling vanuit het Rijk, de nog steeds hoge energieprijzen en de daarmee gepaard gaande inflatie. Daarnaast hebben we als college en raad ambities en beleidsvoornemens die financieel vertaald moeten worden. We hebben te maken met feiten, inschattingen, onzekerheden en risico’s. Wij denken hierbij onder andere aan onze opgaven op het gebied van woningbouw en energietransitie.
Om een en ander in goede banen te leiden hebben wij kaders nodig waarbinnen we kunnen en moeten handelen.
Welke kaders zijn daar voor inmiddels vastgesteld en wat hebben we nog meer nodig?

Huidige financiële uitgangspunten

Terug naar navigatie - Huidige financiële uitgangspunten

Bij het vaststellen van de begroting 2024 zijn de financiële uitgangspunten opnieuw vastgesteld. De uitgangspunten kennen zoveel mogelijk een bestendig karakter. De bestuurlijk toezichthouder toetst dit ook. Wij zien nu geen directe aanleiding om deze uitgangspunten aan te passen. De uitgangspunten blijven daarom ook voor de begroting 2025 van toepassing.  Voor de volledigheid staan deze uitgangspunten : hieronder opgesomd:
1. We streven naar een structureel sluitende begroting voor 2024 dan wel een structureel sluitende meerjarenbegroting 2025 - 2027. Hierbij worden structurele lasten structureel geraamd.
2. We baseren de begroting op de laatst gepubliceerde meicirculaire en zorgen voor een realistische raming van de algemene uitkering waarbij structurele ruimte wordt gecreëerd voor het opvangen van onverwachte gebeurtenissen. Het weerstandsvermogen moet voldoende zijn om de onzekerheden en risico’s op te vangen.
3. Het Weerstandsdeel Algemene Reserve (WAR) behoudt een ondergrens van € 5,7 mln. De Vrije Algemene Reserve (VAR) behoudt een ondergrens van € 3,0 mln.
4. We willen Rijksregelingen uitvoeren met rijksmiddelen, zonder ‘plus’. 
5. Tijdens het proces van het opstellen van de begroting komen we tot een integrale afweging of een aanvullende bezuinigingstaakstelling noodzakelijk is.
6. De (eventuele) taakstellende bezuinigingen in het eerstvolgende begrotingsjaar worden concreet ingevuld.
7. Bij het niet (kunnen) realiseren van een bezuinigingstaakstelling op een taakveld binnen een pijler dient bij voorkeur primair binnen dezelfde pijler een alternatief te worden gevonden. Indien dit niet mogelijk is dan dient een alternatief te worden gevonden door integrale afweging binnen alle pijlers (procesafspraak).
8. Bij het opvoeren van nieuw beleid / nieuwe wensen dient dekking te worden aangegeven voor hetzelfde begrotingsjaar. Of aangegeven dient te worden welk oud beleid plaats maakt voor het nieuwe.
9. De toevoegingen in de algemene uitkering uit het gemeentefonds die we van de rijksoverheid ontvangen voor specifieke beleidsvelden / intensiveringen (de zogenaamde taakmutaties) worden in principe niet omgezet in ‘stelposten’ voor de bedoelde beleidsterreinen/intensiveringen.
10. Inkomstenontwikkeling: er wordt uitgegaan van een verhoging van de tarieven (niet zijnde belastingen) met het geldende prijsindexcijfer voor overheidsconsumptie, netto materieel (inflatiecorrectie) uit de meest recente circulaire. Uitzonderingen hierop zijn de tariefsverhogingen die onderdeel zijn van het bezuinigingstraject. Voor de kostenontwikkeling wordt uitgegaan van datzelfde prijsindexcijfer met uitzondering van de loonontwikkeling. Daarvoor wordt het prijsindexcijfer voor loonvoet sector overheid gebruikt zoals dat bekend is op het moment van opstellen van de (werk)begroting.
11. De onroerende zaakbelastingen, de forensenbelasting, de toeristenbelasting, het rioolrecht en de afvalstoffenheffing volgen niet de systematiek onder punt 10 genoemd. Waarbij voor rioolrecht en afvalstoffenheffing een kostendekkend tarief wordt gehanteerd en het college voor de belastingen een afzonderlijk voorstel doet.

Prijsontwikkeling
Voor de berekening van de prijsontwikkeling gaan wij in de trendmatige ontwikkelingen uit van 2 indexcijfers. Voor het bepalen van deze indexcijfers gaan wij uit van de meest recente meicirculaire. Voor salarissen hanteren wij de index van loonvoet sector overheid. Of dit voldoende is, is afhankelijk van de (lopende) CAO onderhandelingen. Bij substantiële afwijkingen komen wij met een voorstel tot bijstelling. Voor de overige onderdelen geldt de prijsindex overheidsconsumptie (netto materieel). Opgemerkt wordt dat voor de inkomensoverdrachten naar instellingen, waarvan de loonkosten de grootste kostenpost is, deze ook worden geschaard onder de index van loonvoet sector overheid.
Voor de meerjarige reeks met percentages van de verschillende indexen wordt u verwezen naar de begroting 2024.  Bij de behandeling van de begroting 2023 is afgesproken dat de inkomsten de uitgaven volgen in het hanteren van de percentages van inflatiecorrectie.  Dit om de inkomsten en uitgaven op hetzelfde niveau te houden.

Risico’s en onzekerheden
Er speelt een aantal risico’s en onzekerheden rond het opstellen van de begroting en meerjarenraming waarvan de gevolgen (nog) niet of maar deels zijn verwerkt. De belangrijkste hiervan worden hieronder toegelicht.

Inflatie  
De (hoge) inflatie van de afgelopen tijd werkt nog (steeds) door in onze begroting. Nog niet alle budgetten zijn hier op aangepast. We hebben o.a. zorgen over onze verbonden partijen en het sociaal domein  waarin de sterke CAO-verhoging  nu doorwerkt in de door de zorgaanbieders gehanteerde tarieven.  

Omgevingswet
De financiële gevolgen van de nieuwe omgevingswet en de wet kwaliteitsborging bouw (WKB) worden pas echt duidelijk nu wij hier ingaande 1 januari 2024 daadwerkelijk mee zijn gaan werken. De verwachting is dat in ieder geval de bouwleges substantieel zullen afnemen omdat er meer bouwaanvragen vergunning vrij worden. Hierop is in de begroting 2024 geanticipeerd door de legesinkomsten structureel te verlagen.

Gemeentefonds(ravijnjaar)
Binnen de algemene uitkering(AU) uit het gemeentefonds is het ‘ravijnjaar’ inmiddels een bekend begrip. Voor onze gemeente leidt dit in 2026 tot een structureel tekort van bijna € 2,3 mln. In dit tekort zijn ook de onontkoombare ontwikkelingen vanaf vaststelling van de begroting 2024 meegenomen. In dit perspectief onderkennen we 3 mogelijke scenario's. Te weten:
Scenario 1
We gaan ervan uit dat het Rijk  van de gemeenten aanvult zodat we (nagenoeg) geen structureel tekort hebben.
Scenario 2
We gaan ervan uit dat het Rijk de tekorten van de gemeenten voor ongeveer de helft aanvult (o.a. door afschaffing van de opschalingskorting) zodat in 2026 een structureel tekort resteert van ruim € 1,1 mln.
Scenario 3
We gaan ervan uit dat het Rijk de gemeenten niet tegemoetkomt zodat in 2026 een structureel tekort blijft van € 2,3 mln.

We kiezen voor scenario 2.  
Wij willen hierop anticiperen door in de begroting 2025 richtingen aan te geven waarbinnen mogelijke ombuigingen plaats kunnen vinden voor de jaren 2026 en verder, rekening houdend met het door ons gesloten coalitieakkoord. Dat kan middels een ingroeipad, niet alle bezuinigingen kunnen in één jaar worden gerealiseerd. Eventuele (tijdelijke) tekorten mogen onder bepaalde voorwaarden en in overleg met de toezichthouder gedekt worden door onze reserves. Daarnaast willen wij bij nieuwe ambities extra letten op de mogelijke structurele gevolgen na 2025 en willen wij eventuele overschotten binnen de komende jaarrekeningen reserveren als buffer voor de ‘ravijnjaren’. Ook de inkomstenkant van de begroting willen wij op niveau blijven houden door ook daar de inflatiepercentages in door te rekenen. 

Advies
Wij stellen voor de hierboven genoemde financiële uitgangspunten te blijven hanteren en daarnaast gebruik te blijven maken van de financiële kengetallen en de bijbehorende normering.
Verder vragen wij uw raad of u onze mening deelt omtrent scenario 2 en of u kunt instemmen met het starten van een verkenning  naar een breed pakket van reële ombuigingsmogelijk heden richting de begroting 2026.

Voorstellen

Terug naar navigatie - Voorstellen

Aan uw raad wordt voorgesteld:

1.    kennis nemen van de in de Vooruitblik 2025  en in de Vergezichten benoemde onderwerpen;
2.    jaarverslag 2023 vast te stellen;
3.    de huidige financiële uitgangspunten voor de begroting 2025 en de meerjarenraming 2026-2028 te blijven hanteren;
4.    in te stemmen met het starten van een verkenningstraject met betrekking tot ombuigingen richting de begroting 2026;
5.    om een werkconferentie te houden over het vergezicht 'Bestaanszekerheid'.

27 februari 2024

College van burgemeester en wethouders gemeente Aa en Hunze

 

de secretaris,                                                   de burgemeester, 

                                

dhr. R.L.H. Schoonderbeek                      dhr. A.W. Hiemstra

Vaststelling

Terug naar navigatie - Vaststelling

De raad der gemeente Aa en Hunze;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze;

besluit

1.    kennis nemen van de in de Vooruitblik 2025  en in de Vergezichten benoemde onderwerpen;
2.    jaarverslag 2023 vast te stellen;
3.    de huidige financiële uitgangspunten voor de begroting 2025 en de meerjarenraming 2026-2028 te blijven hanteren;
4.    in te stemmen met het starten van een verkenningstraject met betrekking tot ombuigingen richting de begroting 2026;
5.    om een werkconferentie te houden over het vergezicht 'Bestaanszekerheid'.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente Aa en Hunze, gehouden op 28 maart 2023.

 

de griffier,                                                                  de voorzitter,

                               

mevrouw mr. E.P. van Corbach                     de heer A.W. Hiemstra